Hummelo, hét overzichtswerk van Piet Oudolf, een gesprek en boekrecensie including English summary
Na het lezen van Hummelo rest niets anders dan een diepe buiging te maken voor wat Piet Oudolf (70) uit Haarlem heeft weten te bereiken. Hummelo is het zojuist verschenen overzichtswerk van Oudolfs weg van kweker en tuinontwerper naar landschapsarchitect met wereldfaam. Noël Kingsbury, sinds 1994 bevriend met Oudolf, hanteert de penvoering van het boek, maar het is ontegenzeggelijk ook Oudolfs werk. Een boek dat wel een kijkje in zijn privéleven geeft, maar onder zijn regie. Geen biografie dus, maar wat dan wel?
Ik ontmoet Piet Oudolf in de historische binnenstad van Haarlem, bij boekhandel De Vries. Kroonluchters en eikenhouten balken sieren het plafond, overal boeken. Aan de leestafel zitten Piet en Anja Oudolf. Voorafgaand aan de officiële boekpresentatie voor vrienden, belangstellenden en pers heb ik een afspraak voor een interview. Via een smalle, steile houtentrap bereiken we een nostalgische kantoorkamer voor ons gesprek over het boek, heden en toekomst.
Henk Gerritsen en Rob Leopold
Piet steekt van wal voordat er een vraag gesteld is. “Het was intens. Ik ben de enige die nog leeft en de waarheid kent.” Oudolf verwijst naar de jaren tachtig waarin hij vele, intense en lange gesprekken voerde met Rob Leopold (Cruydthoek en filosoof, overleden 2005) en Henk Gerritsen (Prionatuinen, overleden 2008). De jaren waarin de basis van zijn huidige werk werd gelegd. Gerritsen was faliekant tegen de dogmatische Engelse tuinstijl. Oudolf: “We wilden het anders doen, ik was op zoek naar een meer natuurlijke stijl van tuinieren. Maar hoe creëer je een dergelijke leefgemeenschap van planten? Ik las boeken maar werd daar niets wijzer van.”
Met echtgenote Anja en de kinderen reed hij regelmatig op zondag naar Gerritsen voor deze gesprekken. Gerritsen op zijn beurt was geïnteresseerd in wat er op de kwekerij van Oudolf gebeurde en de planten die daar gekweekt werden. “Tuinieren is controle… op het moment dat je vrijheid toe laat, gebeuren er dingen en kom je op een ander niveau, een extra laag. Henk werkte precies andersom. Hij paste geen vrijheid toe, maar ging interactie met de natuur aan. Hij kon dingen laten gaan, ik kwam uit de gecultiveerde wereld. Henk gebruikte ook wilde planten. Hij probeerde er evenwicht in te brengen en verloor wel eens de controle. Na zoveel jaar heb ik ook dingen moeten laten gaan en los laten, dat leverde nieuwe inzichten op en de kennis die nodig was om natuurlijk ogende plantengemeenschappen te kunnen ontwerpen.”
Meerwaarde Kingsbury als schrijver?
Dit is dan ook waar het boek Hummelo om draait. Het legt uit welke weg Oudolf bewandelt heeft, met wie er contacten waren, wie zijn werk beïnvloed heeft en hoe de opdrachten tot stand kwamen. Het is Oudolfs en Kingsbury’s versie van de gebeurtenissen. Al lezend vraag je je soms af, waarom Kingsbury niet vaker Oudolf rechtstreeks aan het woord laat. Regelmatig interpreteert hij wat Oudolf zou hebben gedacht. De momenten dat Oudolf in zijn hoofd laat kijken, zijn schaars. Het is geruststellend te lezen dat ook hij wakker kan liggen van een ontwerp en of iets wel goed komt. Te vaak lezen we een soort van opstapeling van succesmomenten door Noëls ogen, alles lijkt goed uit te pakken en wederom een succes te zijn, dat is jammer. Zeker omdat Oudolf tijdens ons gesprek de opmerking maakt alleen maar lastige mensen tegen te komen en dat hij liever de ideale opdrachtgever heeft dan de ideale opdracht. Hoe zijn de keuzes van interviewkandidaten gemaakt en wat zeg je tegen een van de beste vrienden van Oudolf?
Toch is de keuze voor Noël Kingsbury een logische voor Oudolf als ik mijn bezwaren voor leg. Hij heeft voldoende inside kennis, heeft Leopold en Gerritsen gekend en heeft ook in de Engelse tuinwereld de benodigde contacten, zo legt Oudolf uit. “Hij is de enige die weet hoe het in elkaar zit, wie had het anders moeten schrijven? Ik ben vrij complex in mijn hoofd en mijn werk moet voor zich spreken.”
Heden
Terug naar zijn werk dus. Het boek eindigt waar het begint: de vraag hoe een natuurlijk ogende plantengemeenschap aan te leggen is. Op de vrijgekomen plek in Hummelo na het sluiten van de kwekerij is een vaste plantenweide gekomen en hij experimenteert met zaadmengsels van inheemse planten. Geen ‘meadow’ volgens Oudolf, maar gewoon een tuin. Is een dergelijke beplanting geschikt voor de openbare ruimte vraag ik. Oudolf antwoordt beslist: “de Highline is daar het ultieme voorbeeld van. Dat is mijn grootste experiment. Laatst nog kreeg ik de vraag: “Hoe gaan jullie dat beheren?” Door te monitoren. Alles wat ik ontwerp is nog steeds een tuin, het is niet wild, het lijkt zo, je moet het nog steeds controleren. We zitten wel op de grens van de mogelijkheden, de beheersbaarheid.” Oudolf denkt even na…” Iedereen wil weten hoe het afloopt. Alles verandert, dat is een gegeven.”
Betekenis Ton ter Linden voor de Dutch Wave
In het boek krijgen voor Oudolfs ontwikkeling belangrijke personen als Gerritsen, Mien Ruys en Leopold maar ook Ernst Pagels en Karl Foerster een minibiografie van twee pagina’s. Over Ton Ter Linden, altijd in één adem genoemd als pionier in de Dutch Wave doet alleen Fleur van Zonneveld uitspraken in Hummelo. Was hij niet belangrijk? “Jawel”, zegt Oudolf. “We bezochten zijn tuinen, maar van samenwerking was geen sprake. Ton ging altijd zijn eigen gang. Hij werkte al vanaf het begin als kunstenaar. Kende lang niet alle plantennamen maar was bezig met het geheel. We deden het allemaal op onze eigen manier en dat was juist zo interessant. De contacten liepen toen als vanzelf, we waren maar met een klein clubje, wat hadden we anders te doen dan elkaar te bellen.”
De ideale opdrachtgever
Hoe blijvend is zijn werk. Wat is er over veertig jaar na datum? Oudolf: “Wellicht is het dan niet meer wat het nu is, het heeft wel de intentie, er zit een idee achter. Wat ik doe, kan wel voorbij gaan, maar dat is dan wel een gebrek aan kennis.” Later in het gesprek keert dit thema terug. Er is geen ideale opdracht, maar een ideale opdrachtgever. Eén die beseft dat alles pas begint na de aanleg en oplevering en dus geld over heeft voor onderhoud door vakmensen. Alles hangt af van wat beheerders aan kunnen, de kennis die zij hebben. Oudolf probeert de regie te houden, blijft zijn projecten bezoeken en praat met de beheerders ter plekke. Projecten waar dat niet zo gaat, laat hij los. Het Van Abbe museum in Eindhoven bijvoorbeeld. Na de aanleg was er geen contact meer vanuit de gemeente en daarom is het niet in het overzicht van te bezoeken werk achter in het boek opgenomen. “Het is te gedateerd en ik heb er geen regie meer over. De gemeente Rotterdam daarentegen heeft twee medewerkers vrijgemaakt voor onderhoud aan Leuvehoofd, dat doen ze goed.” Oudolf reist regelmatig naar New York, neemt daar graag nieuwe projecten aan, zodat hij ook oude projecten kan bezoeken en monitoren tegelijkertijd. Feit is wel dat het werken in de openbare ruimte ook beperkend werkt in de keuze van de planten. Die moeten langlevend en sterk zijn. “Ik houd ook van kortlevende planten, maar die kan ik dan niet toepassen.”
Stoppen is geen optie
Is alles al gedaan? “Dat vroegen ze 10 jaar geleden ook en toen moest de Highline nog op mijn pad komen. Ik heb net die tuin in Somerset (aanleg tuin bij gallery Hauser & Wirth) ontworpen en ben door de Biënnale in Venetië in de kunstwereld terecht gekomen. De kunst is de hoogste vorm van wat je kunt doen, als je daar gewaardeerd wordt voor wat je doet… Er wordt gekeken naar wat je maakt en niet hoe je dat doet.” Oudolf voelt zich door dergelijke opdrachten erkend in de kunstwereld. “Wat wij proberen te bereiken in de openbare ruimte is iets wat mensen aanraakt, wat met ze doet. Dat is mijn belangrijkste drijfveer. Het gaat erom dat de ander er wat aan heeft. De openbare ruimte is mijn speelveld geworden om mensen in aanraking te brengen met iets dat meer is dan tuinieren. Er is geen moment dat ik denk aan stoppen, ik denk dat ik me dan heel leeg zal voelen. Het is een vak, omdat je alles moet weten, maar het is ook een vorm van expressie, een vorm van communicatie, waarbij mijn tegenspelers onbekenden zijn.”
Kunst of niet?
De vraag of zijn werk kunst is, of kan zijn, wordt niet behandeld in het boek. De mening van kunstkenners is niet gevraagd. Kingsbury trekt in Hummelo dan ook wat mij betreft te snel de conclusie dat dit wel zo is. Een interessante vraag waar hopelijk het antwoord op komt. Kan tuinieren als een kunstvorm gezien worden of is het hooguit toegepaste kunst? Als je planten gebruikt om te communiceren en als vorm van expressie ben je dan een kunstenaar? Dat lijkt wel zo…
Hoe gaat het verder met Hummelo, een bedevaartsoord zoals Kingsbury schrijft? Oudolf lacht. “Het ziet er anders nog goed uit.” De toekomst van de tuinen in Hummelo vindt Oudolf niet zo belangrijk: “misschien wordt het minder in Hummelo, het werk wat ik buiten doe is veel belangrijker. Sommige klanten zijn nog nooit in Hummelo geweest. Wat wij doen is tijdelijk, alles zal uiteindelijk verloren gaan, 25 jaar is de doorloopcyclus… Alleen bomen worden steeds mooier naar mate ze ouder worden, 100 of zelfs 200 jaar. Misschien zijn er over 40 jaar andere ideeën over landschapsarchitectuur, wordt het wilder… of juist minder wild. We zitten nu op de grens van wat kan… wat beheersbaar is en interessant blijft.”
Documentaire
Midden in ons gesprek stommelt een cameraploeg binnen. Er wordt een documentaire opgenomen. Een lastig moment, ik realiseer me dat ik zonder enige vorm van visagie aan het interview begonnen ben en zit mijn haar eigenlijk wel normaal? Piet lijkt het niet uit te maken. Hij formuleert rustig, schudt af en toe de lok die voor zijn ogen schuift naar achter. Een man die zich inmiddels in allerlei omstandigheden staande houdt. Verlegen, zoals hij soms omschreven wordt? Nee, eerder gereserveerd behalve als hij over zijn vak/zijn passie praat. Vriendelijk, aardig? Ja zeker, maar ook iemand die weet wat hij wil en op zijn doel afgaat. Ook dat maakt Hummelo duidelijk. Het is Oudolf die reist, mensen ontmoet, belt, en een groot netwerk ontwikkelt. Zijn intentie is niet een kunstwerk van zijn eigen tuin te maken zoals Ter Linden en Gerritsen doen. Oudolf ontwerpt al vanaf de jaren tachtig tuinen en is gewend om met opdrachtgevers om te gaan. “Ik kom alleen maar moeilijke mensen tegen”, zegt hij als het gesprek over een kweker gaat.
De factor geluk
Hummelo maakt duidelijk dat het niet om heel hard werken en talent alleen gaat. Ook om de gunfactor en een portie geluk. De opdracht die zijn doorbraak wordt, ‘Dreampark in Enköping in Zweden, komt min of meer toevallig tot stand. Een gesprekje in de bus, Oudolf die zijn kans krijgt en de opdracht binnensleept omdat hij van mening is dat de planten die hij kweekt ook in het klimaat van Zweden floreren. Kingsbury schrijft in Hummelo dat door Oudolf het beroep van landschapsarchitect erkenning krijgt. Is dat zo? Is dit niet een geval van ‘Een zwaluw maakt nog geen zomer’, gezien de woorden van Thomas Rainer op het Dublinse GLDA congres begin februari 2015. Ik herhaal wat Rainer daar zegt: een gemarginaliseerd beroep, ondergeschoven aan de architect van het gebouw. “Hij heeft gelijk”, beaamt Oudolf, “ik heb geluk gehad.”
We sluiten af, de boekpresentatie wacht. Terwijl we de trap af stommelen vraag ik of hij talenten ziet in de jongere generatie Nederlandse tuinontwerpers. “Moeilijk te zeggen, wel heel hardwerkende mensen, maar je dacht toch niet dat Mien Ruys destijds over ons dacht als talenten?”
Lezen
Hummelo is tegelijkertijd verschenen in het Nederlands en Engels. Prijs in euro’s 39,50 voor de Nederlandse versie. Uitgeverij Fontaine. Een ‘mustread’ omdat het een overzicht biedt van Oudolfs belangrijkste werken in de openbare ruimte en de totstandkoming ervan, voorzien is van mooie foto’s en omdat voor de eerste keer een stuk hedendaagse Nederlandse tuingeschiedenis uitvoerig is beschreven. Ik heb het met plezier gelezen en genoten van het gesprek. Verwacht niet te veel persoonlijke details, het is nadrukkelijk géén biografie of portret. Kingsbury staat daarvoor ook te dicht bij Oudolf als vriend en bewonderaar en is onderdeel van de gezamenlijke geschiedenis. Glimlach als Kingsbury uitlegt hoe het zit met de verzuiling en de bescheidenheid van Nederlanders, nog terug te leiden naar de sobere kleding te zien op de Nachtwacht… Laat de Belgen het maar niet lezen. Hummelo is niet hét Dutch Wave boek en wil dat ook niet zijn, maar geeft wel voor het eerst inzicht in deze bijzondere periode van de Nederlandse tuingeschiedenis en de verwevenheid met pioniers in Duitsland, Zweden en zelfs al in de VS. Het zal zijn weg in de tuinwereld weten te vinden, ook daarbuiten is de vraag…
English summary;
After reading Hummelo there is nothing left to do except for taking a deep bow for what Piet Oudolf (70) from Haarlem has accomplished. Hummelo is the name of the just released overview of Oudolfs lifework, from him being a garden designer to a landscape architect with world fame. Noël Kingsbury, a friend of Oudolf since 1994, was the person chosen to write about Oudolfs lifework, but under the monitoring eye of Oudolf himself. It’s a book that gives a snap view of Oudolfs private life.
I had an appointment with Oudolf in Haarlem for an interview, preceding an official press presentation of the book for his friends, the press and other people that were interested.
Henk Gerritsen and Rob Leopold
Piet starts off before I even asked a single question: “It was intense; I am the only person still alive that knows the truth.” Oudolf is referring to the eighties in which he had many long conversations with Rob Leopold (Cruydthoek and philosopher, passed away in 2005) and Henk Gerritsen (Prionagardens, deceased in 2008). The years in which the foundation for the entirety of his work was laid. Gerritsen was strongly against the dogmatic English gardenstyle. Oudolf: “We wanted to do it differently; I was looking for a natural style of gardening. But how do you create such a community of plants? I was reading books but they didn’t make me any wiser.”
On Sundays, he regularly drove, with his wife Anja and the kids, to Gerritsen to have these conversations with him. Gerritsen himself was interested in what plants were being grown in the nursery of Oudolf. “Gardening is control… when you allow freedom, things happen by themselves and then you reach a new level, an extra layer. Henk worked in the exact opposite way. He didn’t use freedom, but wasn’t afraid to interact with nature. He was able to let things go, I came from a cultivated world. Henk also used wild plants. He tried to reach a new equilibrium, but would sometimes lose control. After all these years I have been forced to let things go their own way as well, this brought new insights that were necessary to create plant communities that looked natural.
The value of Kingsbury as the writer?
This is what the book Hummelo is about. It shows the road Oudolf has walked, who he met, who influenced his work and how the assignments came to be. It’s Oudolfs and Kingbury’s version of the events. While reading you sometimes ask yourself why Kingsbury doesn’t let Oudolf speak himself directly more often. Regularly he interprets what Oudolf might have thought. It is rare that Oudolf lets you into his own head. It is comforting that even Oudolf could lie awake at night, thinking about a project or whether something would turn out allright.
Too often we read about a big heap of successful moments through the eyes of Noël, everything seems to turn out alright and be a success again, which is a pity. Especially since Oudolf himself made a remark about all the difficult people he had to work with and that he would rather have the perfect client than the perfect assignment. How did they decide who to ask for his or her opinion, and what do you answer if one of Oudolfs best friends is the interviewer?
After I laid down my criticism and concerns, it seems like Kingsbury was a logical choice for Oudolf either way. He has enough insight, met Leopold and Gerritsen and also has enough acquaintances in the English gardenworld as well, is the explanation Oudolf gives me. “He is the only person who can tell something as it was; who else could have written it? I am fairly complicated in my mind and my work should speak for itself.”
The present
So let’s go back to his work. The book ends where it starts: The question is how to design a natural looking community of plants. In the empty space in Hummelo after closing the nursery a meadow planting arised, and he is experimenting with the seads of native plants. Not ‘meadow’ according to Oudolf, but just a garden. I asked him whether such a gardendesign is appropriate for a public space. Oudolf answers: “the Highline is the ultimate example of this. That is my biggest experiment. Recently I got the question: “How are you going to manage this?” By monitoring; everything that I design is still a garden, it isn’t wild, it may seem so, but you still have to control it. We are however on the edge of possibilities, the manageability.” Oudolf thinks for a second. “Everyone wants to know how it’s going to end. Everything is changing, that is a given.”
Contribution of Ton ter Linden to the Dutch Wave
In his book, we meet a lot of important people contributing to Oudolfs development, such as Gerritsen, Mien Ruys and Leopold but also Ernst Pagels Karl Foerster. Ton ter Linden, always seen as the pioneer of the Dutch Wave, is only mentioned by Fleur van Zonneveld in Hummelo. Wasn’t he important? “He was”, states Oudolf. “We visited his gardens, but there never was a collaboration between the two of us. Ton was always going his own way. He worked as an artist from the start. Didn’t know all of the names of the plants, but was always looking at the bigger picture. We all worked in our own ways and that is what made it so interesting. We were a small group, what else did we have to do than regularly be phoning each other.”
The ideal client
How long will his work stick around? What will be left forty years from now? Oudolf: “It might be completely different then, that’s the intention, it has an idea behind it. What I do could disappear, but that is a lack of knowledge.” In our conversation we get back on the perfect client vs perfect assignment theme. A perfect client realizes that everything starts after the completion, one that saved money to maintain what we created. Everything depends on what the gardeners can handle, how much knowledge and experience they have. Oudolf tries to keep control, keeps visiting his projects and talks with the maintainers on sight. Projects where this doesn’t happen are projects he will let go off. This happened for example in the Van Abbe museum of Eindhoven. After completion there was no more contact between Oudolf and the congregation of Eindhoven. That’s why this work is not showing up at the end of this book. “It’s outdated and I am not in control anymore. The congregation of Rotterdam however has appointed two maintainers for the maintenance of Leuvehoofd, they did that well.” Oudolf travels to New York regularly, likes to accept new assignments there, so he can visit and monitor his older projects at the same time as well. Fact is that working in a public space, limits the choice of plants. The plants have to a long live duration and have to be enduring. “I really like short-lived plants as well, but I cannot use those there.”
Is this the end
Is everything done already? “That question I had before, ten years ago. At that time I wasn’t even started with the Highline. I just finished the garden in Somerset (Gallery Hauser & Wirth). Because of the Biënnale Venice I became part of the art world. Recognized there is the highest to achieve. They only look at your work, are not interested in how you did it. What I try to achieve in public space is something that touches people’s hearts. I don ’t think of stopping at all. I will feel empty. It’s a form of expression, communication, only I don’t know who I’m spoken to.”
Is it art or not?
Can gardening be art? This question isn’t being answered in the book. There is no opinion asked of leaders of the art world. It is an interesting question. Can gardening be art? Is using plants a form of an artistic expression?
What will become of Hummelo, now it’s turning towards an almost holy place? “The future of the gardens there isn’t very important”, Oudolf says: “maybe it’s becoming less but some clients never saw the gardens there. Everything we do will be lost. 25 years and all is gone… Only trees are becoming more beautiful turning older. And it’s possible that in fourty years there are other ideas about landscaping. Maybe gardens will be wilder or less wild. We are now already on the edge of what is possible to control and still being interesting.”
Lucky
Reading Hummelo makes clear you have to have a bit of luck too. Success isn’t only hard work and talent. The assignment where it all started was Dream park Enköping Sweden. Being in the same bus sitting next to a potential client and a talk about the use of Oudolf’s plants in a colder climate has become the start of an international career. Oudolf grapping opportunities and willing to travel around the world, meeting people, being there, was very important. Is Oudolfs success turning landscaping into a recognized profession? Kingsbury writes it is. Thomas Rainer talking in Dublin says no. It is a marginalized profession subservient to thee architect of the building. “He is right”, says Oudolf, ”I was lucky”.
We have to end the interview, the presentation of the book is waiting. Stumbling done the stairs I asked if he has spotted young landscape designer talents in Holland. “Difficult to say, I see hard working people, but do you think that Mien Ruys saw us as talents?”
Hummelo is worthwhile reading.
I loved reading it. It gives a good overview of Piets work. Don’t expect too much personal details. It isn’t a portrait of Oudolf or a biography. Kingsbury is too close to Oudolf for that and a participant of his garden history. And I smiled reading about us Dutch being modest. The Belgians don’t think we are. They think we’re arrogant and stubborn. And the way a Dutch period of religious separation is described is clearly a foreign view…’Hutmmelo’ isn’t the book about the Dutch Wave and doesn’t pretend to be. It is the first book giving more information about a very important period in Dutch garden history and the connections to Germany, Sweden and even the US. It will finds its way in the gardening world. Will it be read outside that? I doubt that, we will see.
Publisher: Fontaine
Lees ook Oudolfjaar 2014 of Oudolf in Zeeland en Leuvehoofd Rotterdam of ga direct terug naar home
Dank voor je stuk, ontzettend leuk om te lezen.
Wat een mooi achtergrondverhaal. Het park in Zweden vind ik nog altijd een van de mooiste ontwerpen van Oudolf. Heel bijzonder omdat het in een gewone woonwijk is gerealiseerd, voor de mensen in de buurt.
Dank Anna en Martine voor jullie positieve woorden… Het park in Zweden hoop ik ooit nog eens te zien…