Onze eigen tuin, een tuinblad met een geheel eigen karakter
Op de plek waar je het verwacht, ligt het. Ik kijk door een raampje van het geupcycelde tuinkasje. Van oude materialen is iets nieuws gemaakt. Het staat in een Amsterdamse binnentuin, voormalig schoolplein in de wijk de Baarsjes. Architectonische pareltjes, die wijk en het oude schoolgebouw waarin zich nu studentenkamers bevinden. Op de begane grond wordt er geknipt en getekend, balen stoffen uitgerold. Opleiding tot coupeur staat op de gevel. Daar in de binnentuin waar de lentezon schijnt en geel/witte beplanting tot bloei is gekomen, ligt de lente uitgave van OET, Onze Eigen Tuin, een eigenzinnig tuinblad.
Amsterdam en tuinarchitecte Mien Ruys
Amsterdam is de stad waar Mien Ruys, de grondlegger van het tuintijdschrift, in 1943 met een ontwerpbureau van start ging. Ze vestigde zich in het hart van de stad. De Baarsjes, de wijk waar ik ben, ligt net binnen de ring, ten westen van het centrum, buiten de ring was landschapsarchitecte Mien Ruys nauw betrokken bij de ontwikkeling van nieuwe tuinwijken, zoals Slotermeer. Voor de buitenruimtes natuurlijk.
Mien Ruys en haar echtgenoot starten het blad in 1955 om al die nieuwe tuintjes in de stadsontwikkeling gevuld te krijgen met verantwoorde beplanting; tuinbezitters te enthousiasmeren om iets van hun lapje grond te maken. Een nieuwe verworvenheid voor steeds meer Nederlanders: een eigen tuin. En Mien Ruys verspreidde graag haar visie daarop. Nieuwe redacties zetten het blad in haar geest voort.
Onze Eigen Tuin anno 2018
Anno 2018 ligt er nog steeds een eigenzinnig tuinblad, zoals op de website omschreven; voor de lezende tuinier. Nu is de grote vraag bestaat die nog? Of sterft deze doelgroep langzaam uit? Alle bladen hebben te kampen met afnemende oplages. Ook de tuinbladen. Het blad Tuinieren bijvoorbeeld is inmiddels verdwenen. Tuinreportages worden steeds vaker onderdeel van lifestylebladen. De lezende tuinier vergrijst. Online is er immers voor de jongere generaties een schat aan informatie gratis te vinden. Fotografie is tegenwoordig voor iedereen weggelegd en er is nauwelijks geld om voor professionals te betalen, terwijl er wel steeds meer een beeldcultuur is ontstaan. In deze moeilijke markt probeert ook OET zich staande te houden. Er hoeft niet door de redactie aan verdiend te worden, ook gastauteurs krijgen een vergoeding, geen marktconforme betaling, er is een webwinkel bij geopend voor extra inkomsten en diverse lezersvoordelen moeten de abonnees binnen boord houden.
Thema’s
Het lentenummer waar ik naar kijk, is er al een tijdje. Het verscheen toen het extreem koud was voor de tijd van het jaar in Nederland. Mogelijk had de redactie een vooruitziende blik, want thema van dit nummer is het Noorden. Hierin wijkt het blad af van de concurrentie die meer de seizoenen in de tuin volgt. Het kiezen van een thema voor het kwartaalblad is een goede manier om voor een verrassende inhoud te zorgen. Het levert leuke invalshoeken op zoals IJstijdrelicten en eetbare en kweekbare planten uit de Noordzee. Ook de Linda, alom geprezen als voorbeeld hoe het moet, kiest voor een thematische aanpak. Maar, terwijl dit blad dat tot in de puntjes doet binnen iedere editie, is de redactie van OET veel minder consequent. En dat is jammer. Het blad zou winnen aan kracht als een gekozen thema ook echt wordt doorgevoerd tot in de details.
Verbeterpunten
In de korte stukjes binnen de rubriek In de tuin bijvoorbeeld, is de relatie met het thema ver te zoeken, en dat geldt ook voor het artikel Vroege bloeiers, hoe interessant ook, de voorbeelden zijn vooral afkomstig uit Zuid-Europa (die in het noorden overleven?) Het artikel over de eenjarigen in de tuinen Mien Ruys past helemaal niet in het thema. Best jammer, uitgelezen kans om de ideale planten voor een tuin op het noorden vanuit haar zienswijze te belichten. En dan is er van een paar artikelen onduidelijk, welke relatie er met het thema zou zijn. Wat mij betreft zit er ook te veel Scandinavië in. Een herhalende invulling van het thema: Groenland (Denemarken), IJsland, Gotland Zweden, Huis in Zweden en Moderne Deense tuinarchitectuur. Thema lijkt zo meer Scandinavië. Dat had beslist creatiever gekund. Liever dan ook iets uit Noord-Amerika of de bijzondere bollenroute/open tuinen in de Noordoostpolder of tuinen uit Noord-Holland bijvoorbeeld.
Vorm én tekst
Tekst voor vorm is een ander credo van de redactie. Ook op dit vlak zijn verbeteringen denkbaar. Ik had vooral moeite met het artikel over de moestuin, door het gebrek aan vormgeving duurt het even voor ik weet wat ik ga lezen. Het artikel over de klaproos van Groenland is leuk, maar de bijbehorende foto een mindere keuze. Ik zie dan graag een dergelijk veldje vol in dat Groenlandse landschap. Ook stapt het artikel plotseling over op een andere invalshoek, de discussie of je wel een tropische tuin op de Veluwe aan moet leggen. De mening van de auteur ligt er dan opeens heel dik bovenop.
Tot slot zijn er dan nog de naam van het blad en de cover. Er is een afwijkende keuze voor de cover van alle andere tuinbladen. Dat kan een sterk punt zijn, maar ook een zwakte. Doorgewinterde OET lezers herkennen het meteen. Maar trek je daar ook nieuwe abonnees mee aan? Valt het zo op tussen de bladen in de schappen? De voorkant van het lentenummer heeft de uitstraling van een stuk behang of print van een stof. Wil de redactie overleven in de toekomst, kan het slim zijn de cover eens onder de loep te nemen en te testen onder nieuwe doelgroepen. Ik wil niet zeggen dat het dan zo moet worden als de andere tuinmagazines. Het kan anders, denk aan het blad Flow en Daphne’s Diary, die met tekeningen werken. Maar een sterke cover is wel een ‘must’ voor losse verkoop. De naam is ook al enigszins gedateerd (behalve in Brabant, ons tuun). Te plaatsen in de vorige eeuw. Werkt al niet in het voordeel, de coverkeuze kan het redden.
De toekomst
En dat gun ik de redactie van harte. Een blad als OET is een welkome speler in tuinbladenland, waar oppervlakkigheid dreigt; plaatje, praatje. Het zou heel jammer zijn als de lezende tuinier zonder OET moet in de toekomst en de groenkenners die het blad aan zich heeft gebonden. Op tijd de bakens verzetten, is het device om een jonger publiek te binden en zo het voortbestaan van deze Mien Ruys erfenis veilig te stellen, net als de andere erfenissen: de tuinen in Dedemsvaart en het ontwerpbureau in Amsterdam. Gelukkig vind ik het blad in een schooltuin, waar educatie aan schoolkinderen plaats heeft. Gluren ze net als ik naar binnen in het kasje, maken ze ook al een beetje kennis met Onze Eigen Tuin en niet alleen met tuinieren.
Een abonnement op OET kost 29,95 euro. Een proefnummer 7,50 euro. Het blad verschijnt vier keer per jaar. Losse nummers zijn op diverse plekken in het land te koop. Het zomernummer komt er binnenkort aan.